Blog 8: Parken en Natuur

26 mei '21

In een aantal blogposts vertelt Bart Janssen, landschapsarchitect bij de gemeente Ede, ons meer over de specifieke elementen van de gebiedsontwikkeling van een uniek gebied: het World Food Center. Dit keer vertelt Bart je meer over de diverse parken en de natuur op het terrein.

Groenstructuren

“Op het terrein komen diverse duurzame groenstructuren”, vertelt Bart. “Vanaf de kazernes naar de rand van De Sysselt komen twee langgerekte parken met elk een eigen sfeer. Deze worden weer doorkruist door groene assen, waar het voedselbos er één van is. Wat de beide parken gemeen hebben: ze zijn allebei open van structuur zodat je de bosranden rondom vanaf elke plek kunt zien en het bos dus altijd dichtbij is.”

image alt

De twee parken

“Het eerste park vind je, als je met je rug naar de kazernes staat, rechts op het terrein. De oude militaire Stingerbol wordt een herkenbaar element in dit park. Nieuwe groenstructuren en bomen kleden dit park verder aan. Niet met een strak gemaaid gazon, maar ruigere, bloemrijke beplanting dat past bij de natuurlijke sfeer. Deze manier van planten zorgt ook voor een vergroting van de biodiversiteit. Sowieso zijn traditioneel kortgemaaide gazons steeds minder passend in ons land, we krijgen immers vaker te maken met droge zomers. De korte gazons verdrogen sneller en gaan vaak dood. Je ziet nu al in hete zomers dat natuurlijke bloemrijke grasvelden veel beter tegen droogte kunnen (en groen blijven) dan traditionele kortgemaaide grasvelden. Door te werken met een wat ruiger en bloemrijker mengsel ontstaat een veel veerkrachtiger beeld. Goed voor de natuur en beter bestand tegen droogte.

Het tweede park, achter het Ketelhuis, wordt een stuk groter. Op het voorste stuk is het zo’n 50 meter breed en het versmalt naar achteren, waar het zo 30 meter breed zal zijn. Dit park wordt het belangrijkste park van het terrein en wordt door haakse structuren opgedeeld in vier deelgebieden met een eigen accent. Beide parken vormen belangrijke routes om van en naar het bos te komen.

Het gedeelte dicht bij de monumenten wordt het meest ‘stads’. Hier komen bezoekers binnen, het is een punt om met elkaar af te spreken, je lunch op te eten in de zon of te wachten op een rondleiding. Dit deel krijgt ook een kleinschalige evenementenfunctie, waar bijvoorbeeld af en toe voedsel gerelateerde evenementen als ‘Eten op rolletjes’ of een boerenmarkt kunnen komen. Samen met boeren uit de buurt kijken we ook of er een afgiftepunt voor lokale producten kan komen, om zo te werken aan korte ketens tussen boeren in de foodvalley en bewoners.

Op het tweede deel wordt een paviljoen geplaatst. Rondom dit paviljoen komen natuurlijke moestuinen, voor scholen bijvoorbeeld.

De achterste twee deelgebieden zijn meer gericht op aanwonenden. De woningen in de Veluwse Proeftuin hebben geen eigen tuin, er zijn gezamenlijke tuinen of men maakt gebruik van de openbare ruimte. Deze parken lenen zich daar uitstekend voor. We willen dat de openbare ruimte uitnodigt om te ontmoeten. We zouden dan ook graag een XXXXXL picnictafel plaatsen. Hier kun je in je eentje neerploffen met een kop thee, of met 40 buurtbewoners samen eten. Dat is eigenlijk de rode draad; voedsel produceren is één, maar eten heeft ook een sociaal aspect; samenzijn bevorderen. Samen produceren, bereiden, delen.”

image alt

Biodiversiteit

“Tussen de kazernes en de rest van het terrein, waar nu woningen komen, stond een monumentale bomenrij. Deze gaan we in ere herstellen, we brengen de historie terug op het terrein. Deze bomenrij is ook een belangrijke route voor vleermuizen. We werken nu een plan uit om in kleine stappen die oude laan weer te herstellen, zodat die ook in de toekomst dienst kan blijven doen als vliegroute voor vleermuizen. Dieren krijgen een volwaardige plek op het terrein, dit past uitstekend binnen het biodiversiteitsbeleid van de gemeente Ede.

We denken op alle schaalniveaus na over de natuur op dit terrein. In de gebieden grenzend aan de randen gebruiken we bijvoorbeeld zo min mogelijk verlichting. En de dwarsassen en de parken hebben een belangrijke functie voor dieren die in het bos leven. Ze zijn aanvoerroutes voor biodiversiteit. Zo koppelen we de stad aan de natuur.

Eigenlijk denken we bij elk bouwblok: hoe vindt de natuur zijn plek? Waar houden we open delen en waar gesloten delen. We zeggen iets over bomen en grassen. Gebruiken we groene daken of niet? Kunnen we de woningen voorzien van spleten voor vleermuizen? Wat kan de buitenruimte nog toevoegen? Woningen worden door hoge isolatie-eisen zo ‘dichtgetimmerd’ dat de vleermuis er geen plek meer heeft. En dus hangen we vleermuiskasten op, maar dat zou eigenlijk niet nodig moeten zijn. We nemen in dit project de natuur op voorhand mee in een uitwerking voor de lange termijn.”